Page images
PDF
EPUB

Ook hier verdeelt zich de kamer van afgevaardigden in twee groote groepen: de meerderheid, volgens wier meeningen de staat wordt bestuurd, de minderheid, welke in hare oppositie de kiezers wijzen op de fouten der meerderheid.

De wetsvoorstellen, waartoe de kabinetsleden het initiatief nemen, worden in naam des Konings ingediend, en oefenen de ministers dus hier niet, gelijk in England, als leden van eene der Kamers het recht van initiatief uit. Wat het recht van amendement betreft, heeft zich de vraag voorgedaan of een ministerniet-afgevaardigde een amendement zou kunnen voorstellen. Van de Peereboom 1) erkent dat de woorden der Grondwet: «Les Ministers n'ont voix délibérative etc.", zich tegen dat recht verzetten. De zin dezer bepaling echter, zoo meent deze schrijver, is dat den minister-niet-afgevaardigde slechts het recht van stemmen onthouden is. Ook om andere redenen zoude hij dat recht van amendement willen toekennen. Thonissen 2) komt tot dezelfde conclusie.

Hoewel minister van Staat in den laatsten tijd niet veel meer dan een eeretitel is, werden zij, wien de Koning met deze waardigheid begiftigde, vroeger vaak buitengewoon

1) E. van den Peereboom. Du Gouvernement représentatif en Belgique. cf p. 101, 102, 103.

Ten onzent is er nooit aan getwijfeld of een minister niet-afgevaardigde wijzigingen in zijne voorstellen kan aanbrengen.

2) Thonissen op. cit. p. 454.

in den ministerraad geroepen, en verleenden zelfs hun contraseign. Zij hadden den rang van minister en, zoo zij leden waren van den ministerraad, waren zij ook verantwoordelijk voor datgene, waartoe zij hunne medewerking verleenden. In 1835 en 1871 werd uitgemaakt dat, juist om die verantwoordelijkheid daadwerkelijk te doen zijn, indien zij niet tevens afgevaardigden waren, art. 88 der Grondwet op hen van toepassing beschouwd moest worden, dat dus hunne tegenwoordigheid kon geeischt worden. 1)

Toen er in den vroegeren tijd slechts vier of vijf ministers waren, werden vaak een of twee leden van het Parlement als minister zonder portefeuille in den ministerraad geroepen om aan de regeering deel te nemen. Dit komt nu niet of zelden meer voor.

Kiest de door den Koning aangewezen kabinetsformeerder zijne ambtscollega's uit de partijmeerderheid, hierop valt eene uitzondering te maken voor het hoofd van het departement van oorlog, die doorgaans uit de actief dienende generaals genomen wordt.

Is dus de vereeniging der beide waardigheden geen constitutioneel voorschrift, zooals in Engeland, de praktijk beschouwt haar als een onmisbaar vereischte. 2)

1) Thonissen op. cit. p. 255.

2) Dit bleek nog toen bij de laatste verkiezingen de minister de Burlet in zijn distrikt niet werd herkozen, om welke reden hij den Koning zijn ontslag aanvroeg.

§ 3. Frankrijk.

Tevergeefs zal men op het vasteland van Europa naar eene staatsinrichting zoeken, wier wordingsgeschiedenis eenige overeenkomst toont met die, welke de hedendaagsche Britsche instellingen heeft in het leven geroepen. Door hare ligging geïsoleerd heeft Engeland zich eeuwen lang ongestoord kunnen wijden aan de zorgen van zijn bestuur. Treedt dus ginds de binnenlandsche staatkunde op den voorgrond, op het continent is het de buitenlandsche, welke de hoofdtoon heeft gevoerd en den regeeringsvorm naar hare eischen heeft ingericht. Een krachtig staatshoofd met niet of weinig beperkt gezag is hier noodzakelijk. Eerst in de 18e eeuw hebben andere ideën zich toegang weten te verschaffen en is Engeland, bewonderd om zijn liberaal bestuur, het Utopia geworden, waar velen den blik heenrichtten. Groot-Brittanië werd als model gekozen voor staatkundige hervorming. Vooral Fransche schrijvers, hoewel vaak slechts oppervlakkig bekend met hetgeen

zij wilden navolgen, hadden hun aandeel in deze beweging. Evenmin als elders bestond in Frankrijk eene constitutie; wel was er constitutioneel gebruik geweest hierin bestaande, dat de Koning alle macht had en alleen voor het heffen van belastingen in beginsel de toestemming der États-Généraux noodig was. Sedert 1614 waren echter de États-Généraux niet meer bijeengeroepen; de Vorst regeerde dus nagenoeg zonder controle.

Toen in 1789 de Assemblée nationale was bijeengekomen, beschouwde zij als haar eerste taak aan dien toestand voor goed een einde te maken door eene constitutie, in meer democratischen geest ingericht, samen te stellen. Deze eerste staatsregeling kwam in 1791 tot stand, nadat de verschillende onderwerpen, welke zij vaststelde, achtereenvolgens bij de wet waren aangenomen. Was men wel begeerig naar de staatkundige vrijheden door de Britten bezeten, hun stelsel van parlementaire regeering was door de slechte praktijken, vooral sedert de troonsbestijging van George III, te veel in discrediet geraakt om tot navolging te verleiden. Bovendien de macht van een Engelsch minister was op zich zelve al afschrikwekkend. Op dit punt waren alle cabiers gelijkluidend: een felle haat tegen al wat zich minister noemt en dienaar is van de uitvoerende macht. In hen zag men slechts de agenten van het gehate koningschap, hun macht moest dus besnoeid worden, en de eenige leiddraad, welke hierbij den goeden

weg moest aanwijzen, kon niet anders zijn dan de leerstellingen van Montesquieu en Rousseau. De scheiding der machten is daarom de leuze waaronder deze eerste constitutie wordt samengesteld. De derde titel dezer grondwet huldigt dan ook de leer der trias.

In aansluiting met die leer legden twee leden der Assemblée, door Lodewijk XVI den 4en Augustus in den ministerraad geroepen, dadelijk hun mandaat neder. Daarmede stemt ook overeen art. 14 der Constitutie, aangenomen bij de wet van 7 Nov. 1789, luidende : >>Aucun membre de l'Assemblée nationale ne pourra désormais être appellé au ministère pendant la durée de la session actuelle". Gehcel zonder tegenstand is dit artikel niet aangenomen, want bij de debatten verlangde Mirabeau, dat het ministerambt wel met het kamerlidmaatschap zou kunnen vereenigd worden: »Je ne puis m'imaginer", zeide hij, «qu'un des moyens de »salut public parmi nos voisins ne puisse être qu'une >> source de maux parmi nous; que nous ne puissions >>profiter des mêmes avantages que les Communes >>anglaises retirent de la présence de leurs ministres; >>que cette présence ne fût parmi nous qu'un instrument >>de corruption ou une source de défiance, tandis »qu'elle permet au parlement d'Angleterre de connaître »à chacun instant les desseins de la cour, de faire >> rendre compte aux agents de l'autorité, de les sur>>veiller, de les instruire, de comparer les moyens

« PreviousContinue »