Page images
PDF
EPUB
[graphic][ocr errors][subsumed][merged small][merged small][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][ocr errors]

ORTI SANCTE MARIE.

GEDENKSCHRIFTEN

VAN DE

ABDIJ MARIENGAARDE

in Friesland.

Naar het te Brussel bewaarde Handschrift uitgegeven, met
Inleiding, Aanteekeningen en Register

[blocks in formation]

BX

2627

M33

A3

VOORREDE.

Het jongste Deel der Monumenta Germaniae, Scriptores, (XXIII) werd zeker door de beoefenaars der Nederlandsche geschiedenis in 't algemeen, en door die onzer kerkgeschiedenis in 't bijzonder, met belangstelling ontvangen. Het bevatte toch, onder meer, dat geschikt was om hunne aandacht te trekken, eene nieuwe uitgave van den Anonymus de Rebus Ultrajectinis en van de Kronieken van Emo en Menko, beide op voortreffelijke wijze bewerkt door Prof L. Weiland. Maar wat het meest hunne aandacht trok, was ongetwijfeld een tot nog toe onuitgegeven stuk, drie merkwaardige biografieën bevattende van abten (Sibrandus, Iaricus, Ethelgerus) van 't bekende praemonstratenser-klooster Mariëngaarde, en afkomstig uit de dertiende eeuw. Dr. Weiland had ze achter zijne uitgave van de geschriften van Emo en Menko geplaatst, óók omdat zij, gedeeltelijk althans, konden dienen tot aanvulling van eenige berichten, in die kronieken voorkomende (1).

In het HS., waaraan die stukken waren ontleend, komen echter nog andere, en oudere, abtenlevens van Mariëngaarde voor; doch de bewerkers der Monumenta Germaniae hadden gemeend, dat andere, oudere deel niet te moeten

(1) Het bestaan van het Brusselsche Handschrift, waaraan die stukken ontleend werden, was te onzent niet onbekend: Dr. J. BOLHUIS VAN ZEEBURGH had er reeds op gewezen in zijn belangrijke Kritiek van de Friesche Geschiedschrijving ('s Gravenh. 1873) blz. 198.

374571

opnemen ;

,,quam tamen, utpote a nostro consilio

,,alienam, non recipiendam duximus," schrijft Dr. Weiland. Bezig met eene studie over de praemonstratensers in de twaalfde en dertiende eeuw in onze noordelijke gewesten, begreep ik, dat die, door de uitgevers der Monumenta Germaniae achterwege gelaten, geschriften voor mij wel degelijk van belang konden zijn. Ik besloot dus, mij met den inhoud bekend te maken en om den inhoud van een middeleeuwsch handschrift goed te leeren kennen, is in vele gevallen, geloof ik, het nemen van een afschrift de beste en, bij slot van rekening, eigenlijk nog de kortste weg. Al spoedig kwam ik tot de overtuiging, dat ook anderen belang zouden stellen in die gedenkstukken, en dat een volledige uitgave een nuttig werk zou zijn, waartoe wij in Nederland in zekeren zin verplicht waren, nadat onze Duitsche studievrienden ons bekend hadden gemaakt met een gedeelte van deze, voor Nederlanders vooral belangrijke, geschriften.

[ocr errors]

Zoodra het plan daartoe bij mij vaststond, wendde ik mij tot hen, bij wie ik meende in de eerste plaats te moeten aankloppen: tot HH. Bestuurders van het Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, en vraagde, of het Genootschap bereid zou gevonden worden, een uitgave, als die ik bedoelde, voor zijne rekening te nemen. Het bleek, dat ik mij had aangemeld, waar ik wezen moest; immers in antwoord op mijne vraag vernam ik, dat ook het Bestuur van het Friesch Genootschap na de uitgave van Dl. XXIII der Monumenta Germaniae verlangend was geweest, kennis te maken met het achterwege

« PreviousContinue »