Page images
PDF
EPUB

BESCHERMING DER REGTEN.

--

De eigen rigting -- zijn regt eigenmachtig tegen hem, die niet doet wat hij te doen verpligt is, doorzetten wordt niet toegelaten. De lex Julia de vi en het decretum Divi Marci bepalen, dat de schuldeischer die ter verkrijging van betaling zaken bij den schuldenaar met geweld wegneemt, zijn vorderingsregt verliest. Latere constitutien straffen hem, die met geweld zijne zaak wegneemt.

[ocr errors]

Julianus ait, eum qui vim adhibuerit debitori suo, ut ei solveret, hoc edicto (quod metus causa) non teneri quamvis negari non possit in Juliam de vi incidisse et ius crediti amisisse. 1. 12 § 2 D. q. met. c. (4.2.) Si creditor sine auctoritate iudicis res debitoris occupat hac lege tenetur et tertia parte bonorum multatur et infamis fit. 1. 8 D. ad 1. Jul. de vi pr. (48.7.) Creditores si adversus debitores suos agant, per iudicem id quod deberi sibi putant reposcere debent: alioquin si in rem debitoris sui intraverint id nullo concedente, divus Marcus decrevit ius crediti eos non habere. Verba decreti haec sunt. Optimum est, ut, si quas putas te habere petitiones, actionibus experiaris; interim ille in possessione debet morari tu petitor es. Cum Marcianus diceret: vim nullam feci, Caesar dixit: tu vim putas esse solum, si homines vulnerentur ? Vis est et tunc, quotiens quis, quod deberi sibi putat, non per iudicem reposcit. Quisquis igitur probatus mihi fuerit rem ullam debitoris, vel pecuniam, non ab ipso sibi

sponte datam, sine ullo iudice temere possidere, vel accepisse, isque sibi ius in eam rem dixisse, ius crediti non habebit. Callistrat. in l. 13 D. q. met. c. (4.2), l. 7 D. ad l. Jut. de vi (48.7)

Nullus videtur dolo facere, qui suo iure utitur. Nemo damnum facit, nisi qui id facit, quod facere ius non habet. Gaius et Paulus in 1. 1. 55. et 151. D. de reg. jur. 50. 17.

Non est singulis concedendum, quod per magistratum publice possit fieri, ne occasio sit maioris tumultus faciendi. Paulus in l. 176. pr. eod.

Echter gaat dit niet zoo ver, dat men zoude verpligt zijn het onregt te lijden; het staat vrij de regtsbeleediging te keeren; zoo zeggen Diocletianus en Maximianus: inculpatae tutelae moderatione illatam vim repulsare licet 1) daar het beter is occurrere in tempore, quam post tempus vindicare' 2). Dus is noodweer toegelaten tegen hem die met een onregt dreigt, of onmiddelijk na dat het onregt bedreven is, niet tot wraak maar tot afwering, zonder die maat van geweld te buiten te gaan, die noodig is, om dit doel te bereiken.

Vim vi repellere licere. Cassius scribit, idque ius natura comparatur. Ulpian. l. 1. § 27. D. de vi (43, 16.)

Vim vi defendere omnes leges omniaque iura permittunt. 1. 45 § 4 D. ad I. aquil. (9.2.)

Eum qui cum armis venit, possumus armis repellere, sed hoc confestim non ex intervallo, dummodo sciamus non solum resistere permissum ne deicietur, sed et si deiectus quis fuerit eumdem deiecere non ex intervallo sed in continenti. 1. 3 §9 D. de vi (43.16) »illum qui vim infert ferire conceditur, et hoc si tuendi duntaxat, non etiam ulciscendi causa factum sit." 1. 45 § 4 ad l. aquil. (9. 2.)

1) 1. 1 unde vi (8.4)

2) 1. 17. quando liceat unicuique sine iudice se vindicare (3. 27).

Cic. pro Milone. Innocentius III. c. 18. X de homic 5.12., >>quamvis vim vi repellere omnes leges permittant, quia tamen id debet fieri cum moderamine inculpatae tutelae, >>non ad sumendam vindictam, sed ad niuriam propulsandam."

De subjectieve regten zouden bijkans niets te beteekenen hebben, wanneer het slechts aan den goeden wil van een ieder was overgelaten, of hij het suum cuique tribuere zal ten uitvoer brengen; daarom heeft de staat dwangmiddelen daargesteld, om hem, die in zijn regt beleedigd is, op diens aanzoek aan de voldoening van zijn regt te helpen.

De bevoegdheid, om zijn regt in regten te doen gelden, is de actio in den materielen zin, en deze is dadelijk met het regt voorhanden, t. w. de eigenaar heeft vóór hij nog gestoord is, de bevoegdheid, wanneer iemand zijne zaak wederregtelijk in bezit neemt, deze op te eischen; zoolang deze in bezitneming geen plaats heeft gehad, is de actio niet nata. Is nu gelegenheid gegeven haar in te stellen, en is zij in regten aanhangig gemaakt, dan spreekt men van de actio in formelen zin.

Merkwaardig is in het romeinsche regt de ordo iudiciorum privatorum, de onderscheiding van hetgeen in iure (voor den magistratus die de iuris dictio heeft, of zijnen plaatsvervanger) geschiedt, en hetgeen in iudicio (voor vaste of door den magistratus benoemde iudices) plaats heeft.

In iure had de partij naauwkeurig op te geven, wat zij eischt, de bewijzen werden eerst in iudicio, voor den iudex geleverd, door wiens sententia de zaak beeindigd werd.

In het ius werd nog niets beslist, daar eindigde de

behandeling met de litiscontestatio, met plegtige inroeping van getuigen, ter bevestiging van het in iure verhandelde, en deze bewerkte dat het geding aanhangig gemaakt en de punten bepaald waren, die in het judicium moesten beslist worden.

Buitendien bestond eene extraordinaria cognitio, gevallen in welke de magistratus zelf, zonder een iudicium, het proces ten einde toe behandelen en de sententia wijzen moest.

....

persecutionis verbo extraordinarias persecutiones puto contineri, utputa fideicommissorum, et si quae aliae sunt, quae non habent iuris ordinarii executionem. 1. 178 § 2 D. de V. S. (50.16.)

Deze behandeling extra ordinem is door eene constitutie van Diocletianus (294) tot regel verheven 1): de praesides zullen die zaken, voor welke zij vroeger een iudex konden benoemen, zelf beslissen, wanneer zij niet propter occupationes publicas vel propter causarum multitudinem hierin verhinderd werden, in welk geval zij de bevoegdheid van eenen iudex te benoemen behielden.

In eene ruimere beteekenis omvat het cognoscere extra ordinem ook de extraordinaria auxilia, voorloopige beschikkingen en maatregelen voor oogenblikkelijke bescherming b. v. praetoria stipulatio, missio in possessionem en in integrum restitutio. Zij hebben met de extraordinaria cognitio alleen dit gemeen, dat de medewerking van den iudex hier geen plaats heeft. Men vergde ook voor zulke beschikkingen eene hoogere competentie, dan voor de gewone.

Jubere cavere praetoria stipulatione et in possessionem

1) 1. 2.5. C. de pedaneis iudicibus. (3.3.)

mittere, imperii magis est, quam iurisdictionis. 1. 4 D. de iurisd. (2.1.)

Imperium

iuris dictio - iudicis datio.

De bediening van het civiele regt was oorspronkelijk bij de koningen, later bij de consules, daarna bij den praetor urbanus (sedert 387 u. c.) qui inter cives ius dicit, en den praetor peregrinus (sedert 507) qui inter cives et peregrinos ius dicit, zoo genoemd omdat hij ook plerumque inter peregrinos ius dicebat. Pomponius 1. 2 § 28 D. (1.2). Naast hen hadden de aediles eene met de markt- en veiligheidspolitie zamenhangende bijzondere iurisdictie 1). De censoren hadden eene bijzondere extraordinaria iurisdictio voor zaken die hunnen ambtskring betroffen, als sarta tecla.

In de italische steden was zij bij de duumviri, quatuorviri, aediles, dictator, ook praefecti iuri dicundo; de consulares en iuridici; de keizers en de door hen gemagtigde ambtenaren. In de provinciën bij de stedehouders (die in de provinciën van het volk uit gewezene consulen of praetoren genomen werden, onder den gemeenschappelijken naam van proconsules; in de keizerlijke bij die door den keizer als proconsul benoemde legaten met het civielgezag (imperium) van een propraetor en wel in provinciën met meerdere legioenen uit gewezene consules, con sulares, in die met een legioen uit viri praetorii, legatus Augusti pro praetore; in de keizerlijke provinciën zonder leger was het bestuur opgedragen aan procuratores caesaris,

1) 1. 2 § 34 D. de O. I. (1.2.) 1. 1 pr. § 1 1. 38 pr. 1. 40. 60 de aedil. ed. (21.1) 1. un. D. de via publ. (43.10).

« PreviousContinue »