Page images
PDF
EPUB

sonis hanc humanitatem praetor solet exhibere, verum et si quis alius sit, qui certis ex causis vel ambitione adversarii vel metu patronum non invenit. Ulp. 1. 1 § 4 D. de postul. (III, 1).

§ 101. DE BEVOEGDHEID DES RECHTERS.

De beantwoording der vraag, aan het rechtsgebied van welken rechter de rechtzoekenden onderworpen zijn (judex competens), hing vroeger af van het burgerschap. De Romeinsche burger vond zijn bevoegden rechter te Rome, de burger eener gemeente in de gemeente of kolonie, waartoe hij behoorde. Toen aan de gemeenten allengs het Romeinsche burgerrecht werd verleend, werd dit zoogenaamde forum originis een tweeledig: èn in de gemeente waartoe men als burger behoorde, èn te Rome als communis nostra patria (zie hierboven § 53 a. h. e. en de daar aangehaalde plaatsen).

Daarnaast vestigt zich later, voor de eigenlijke rechtspraak, de bevoegdheid van den rechter der woonplaats (zoogenaamd forum domicilii).

Bij beide geldt als regel, dat de eischer zich moet richten naar den gedaagde: hij moet den gedaagde dagvaarden voor diens rechter (actor sequitur forum rei).

Juris ordinem converti postulas, ut non actor rei forum, sed reus actoris sequatur: nam ubi domicilium habet reus vel tempore contractus habuit, licet hoc postea transtulerit, ibi tantum eum conveniri oportet. Diocl. et Maxim. 1. 2 C. de jurisd. (III, 13).

Naast deze algemeene aanwijzing van den bevoegden rechter kent men nog bijzondere regelingen van competentie. Zoo is bevoegd de rechter van de plaats, waar de verbintenis behoort vervuld te worden of waar de rechtsbetrekking is ontstaan (zoogenaamd forum solutionis, forum contractus, forum delicti commissi, forum gestae administrationis). Eene verordening van 385 n. C. wijst voor onpersoonlijke acties den rechter aan van de plaats, waar het goed is gelegen (zoogenaamd forum rei sitae). Justinianus verklaart voor alle tegenvorderingen, die de gedaagde tegen den eischer in hetzelfde proces instelt, den rechter bevoegd, bij wien de eisch is aangebracht (zoogenaamd forum reconventionis).

Illud sciendum est eum, qui ita fuit obligatus ut in Italia solverit, si in provincia habuit domicilium, utrubique posse conveniri et hic et ibi: et ita et Juliano et multis aliis videtur. Ulp. 1. 19 § 4 D. de jud. (V, 1).

Contraxisse unusquisque in eo loco intellegitur, in quo ut solveret se obligavit. Julian. 1. 21 D. de O. et A. (XXXXIV, 7).

Si quis tutelam vel curam vel negotia vel argentariam et quid aliud, unde obligatio oritur, certo loci administravit: etsi ibi domicilium non habuit, ibi se debebit defendere et, si non defendat neque ibi domicilium habeat, bona possideri patietur. Ulp. 1. 19 § 1 D. de jud. (V, 1).

Actor rei forum, sive in rem sive in personam sit actio, sequitur. Sed et in

locis, in quibus res propter quas contenditur constitutae sunt, jubemus in rem actionem adversus possidentem moveri. Gratian. Valent, et Theod. 1. 3 C. ubi in rem (III, 19).

Cum Papinianus summi ingenii vir in quaestionibus suis rite disposuit non solum judicem de absolutione rei judicare, sed ipsum actorem, si e contrario obnoxius fuerit inventus, condemnare, hujusmodi sententiam non solum roborandam, sed etiam augendam esse sancimus, ut liceat judici vel contra actorem ferre sententiam et aliquid eum daturum vel facturum pronuntiare, nulla ei opponenda exceptione, quod non competens judex agentis esse cognoscitur. Cujus enim in agendo observavit arbitrium, eum habere et contra se judicem in eodem negotio non dedignetur. Justinian. 1. 14 C. de sent. (VII, 45).

Afgezien van de wettelijke aanwijzing van den bevoegden rechter kunnen partijen opzettelijk overeenkomen omtrent den rechter, aan wien zij hunne zaak willen onderwerpen, mits die zaak in het algemeen tot zijne bevoegdheid behoort. Onderwerpen zij zich wetens aan een betrekkelijk onbevoegden rechter, dan wordt deze door die stilzwijgende overeenkomst bevoegd (zoogenaamd forum prorogatum).

Si se subiciant aliqui jurisdictioni et consentiant, inter consentientes cujusvis judicis, qui tribunali praeest vel aliam jurisdictionem habet, est jurisdictio. Ulp. 1. 1 D. de jud. (V, 1).

Consensisse autem videntur, qui sciant se non esse subjectos jurisdictioni ejus et in eum consentiant. Ceterum si putent ejus jurisdictionem esse, non erit ejus jurisdictio: error enim litigatorum, ut Julianus quoque libro primo digestorum scribit, non habet consensum . . Ulp. 1. 2 pr. D. eod.

Privatorum consensus judicem non facit eum, qui nulli praeest judicio, nec quod is statuit rei judicatae continet auctoritatem. Diocl. et Maxim. 1. 3 C. de jurisd. (III, 13).

Inter convenientes et de re majori apud magistratus municipales agetur. Paul. 1. 28 D. ad mun. (L, 1).

$ 102. DE PROCEDURE PER LEGIS ACTIONES.

Men kan in het Romeinsche procesrecht drie perioden onderscheiden: de procedure per legis actiones, de procedure per formulas en de extraordinaria cognitio. Gedurende de eerste twee perioden splitste elk rechtsgeding zich in tweeën: 1o. het proces in jure voor den magistraat, hetwelk dient tot inleiding van de zaak en eindigt met de vaststelling van het geschilpunt (litis contestatio), en 2o. het proces in judicio voor een college of een enkelen gezworene, hetwelk strekt tot onderzoek en beslissing der zaak en eindigt met het vonnis. Op de scheiding dezer twee deelen rustte de zoogenaamde ordo judiciorum privatorum, de gewone manier van procedeeren in burgerlijke zaken. In den loop der tijden kwamen hierop uitzonderingen voor, gevallen namelijk, waarin de magistraat zelf het proces van het begin tot het einde behandelde en het eindvonnis uitsprak (extraordinaria cognitio, procedure extra ordinem). Onder de

Keizers namen die gevallen steeds in aantal toe, totdat door Diocletianus de scheiding van jus en judicium werd opgeheven en de gewone manier van procedeeren in hoofdzaak gelijk werd gemaakt aan de vroegere extraordinaria cognitio (zie ook hierboven § 99).

Het verschil tusschen de procedure per legis actiones en die per formulas ligt in de wijze van behandeling in jure; die in judicio is bij beide gelijk. Bij de procedure per legis actiones geven partijen, in tegenwoordigheid van den magistraat, hunne rechtsbeweringen te kennen door het uitspreken van zekere solemneele woorden en formulieren en door het verrichten van zekere zinnebeeldige handelingen. Een en ander is door de priesters vastgesteld. De woorden, waarin partijen hunne beweringen uitdrukken, sluiten zich ten nauwste aan bij de voorschriften der wet, waarop zij gegrond zijn; op straffe van verlies van het proces moeten ze letterlijk worden in acht genomen.

Actiones, quas in usu veteres habuerunt, legis actiones appellabantur vel ideo quod legibus proditae erant (quippe tunc edicta praetoris, quibus conplures actiones introductae sunt, nondum in usu habebantur), vel ideo, quia ipsarum legum verbis accommodatae erant et ideo inmutabiles proinde atque leges observabantur. Unde eum, qui de vitibus succisis ita egisset, ut in actione vites nominaret, responsum est rem perdidisse, cum debuisset arbores nominare eo, quod lex XII tabularum, ex qua de vitibus succisis actio conpeteret, generaliter de arboribus succisis loqueretur. Gajus, Inst. IV § 11.

Het lege agere geschiedde volgens Gajus op vijf verschillende manieren:

1o. de legis actio sacramento (Gajus, Inst. IV §§ 13-17) was de algemeene vorm, voor persoonlijke zoowel als voor onpersoonlijke rechtsvorderingen. De gang van zaken is daarbij de volgende. Voor den praetor spreken beide partijen hunne rechtsbeweringen uit, bijv. de eischer bij eene zakelijke actie: hunc ego hominem ex jure Quiritium meum esse ajo secundum suam causam, bij eene persoonlijke actie: ajo te mihi decem milia dare oportere; de gedaagde antwoordt bij eene zakelijke actie met eene gelijkluidende bewering, bij eene persoonlijke waarschijnlijk met eene ontkenning van het recht van den eischer. Vervolgens dagen zij elkaar uit tot eene weddenschap over de juistheid hunner beweringen, d. w. z. als onderpand voor de waarheid zijner bewering stort ieder hunner eene som gelds (sacramentum), 500 of 50 asses, op eene geheiligde plaats later wordt eenvoudig voor het bedrag borg gesteld ; wie het onderspit delft, verliest die wedsom aan. den Staat. Bij eene zakelijke actie wordt de zaak, waarover het geschil loopt, door den magistraat voorloopig toegewezen aan een van beide partijen, die borgen stelt voor de teruggave van de zaak en de vruchten voor het geval zij in het ongelijk wordt gesteld (praedes litis et vindiciarum). De strijd, die daarna in judicio wordt.

beslist, loopt verder formeel over de vraag: utrius sacramentum justum, utrius injustum sit. Maar natuurlijk ligt in de beslissing dier vraag opgesloten eene uitspraak over het recht, waarover partijen als het ware hebben gewed. Het eigenaardige dezer procedure bestaat hierin, dat zij geen middelweg toelaat: de weddenschap wordt gewonnen of verloren; van meer of minder is geen sprake. Ontbreekt er slechts iets aan den eisch, dan blijkt des eischers bewering onjuist te zijn en verliest hij zijn proces.

2o. Omtrent de legis actio per judicis seu arbitri postulationem is zeer weinig met zekerheid bekend, daar de bladzijde van Gajus, die er over handelt, is verloren gegaan; bij Valerius Probus vindt men de formule: te praetor judicem arbitrumve postulo uti des. Waarschijnlijk gebruikte men dezen procesvorm bij die zaken, waarbij de strengheid van een rechter, die moest veroordeelen of vrijspreken, ongewenscht scheen, maar veeleer voor hem eene vrijheid van beweging noodig was, die het mogelijk maakte acht te slaan op alle omstandigheden en de eischen der billijkheid te bevredigen.

3o. De legis actio per condictionem (Gajus. Inst. IV §§ 18-20) werd ingevoerd door de lex Silia tot opeisching van eene bepaalde geldsom, door de lex Calpurnia tot opeisching van bepaalde zaken. Ofschoon ook hier veel duister is, schijnt men te mogen aannemen, dat dit eene vereenvoudigde procedure was in vergelijking met de legis actio sacramento. De eischer roept zijne tegenpartij op twijfelachtig is het, of dit bij den praetor of buitengerechtelijk geschiedt om na dertig dagen voor den magistraat te verschijnen ten einde een rechter te hooren benoemen; door die oproeping (condictio, denuntiatio) komt de zaak dadelijk zoover, als anders eerst door de weddenschap enz.

4o. De legis actio per manus injectionem (Gajus, Inst. IV §§ 21-25) diende niet om eene rechterlijke beslissing te verkrijgen over eene twijfelachtige aanspraak, maar was een middel van executie op den persoon des schuldenaars ter zake van eene door vonnis of door bekentenis voor den magistraat vastgestelde aanspraak. Door verschillende wetten werd deze procedure op enkele andere vorderingen toegepast. Men onderscheidt: 1o. een strengeren vorm (manus injectio pro judicato), waarbij de schuldenaar zich zelf niet mag verdedigen, maar den schuldeischer moet volgen (zie hierboven § 43, 1o., en de daar aangehaalde plaatsen), tenzij hij een vindex stelt, en 2o. een minder strengen vorm (manus injectio pura), waarbij de noodzakelijkheid van den vindex wegvalt en de schuldenaar zelf zijne verdediging kan voeren.

5o. De legis actio per pignoris capionem (Gajus, Inst. IV §§ 26-29) was een buitengerechtelijk middel van executie, niet op den persoon, maar op het goed van den schuldenaar ter zake van bepaalde, met het publieke en sacrale recht in verband staande vorderingen.

§ 103. DE PROCEDURE PER FORMULAS.

De legis actiones geraakten langzamerhand in onbruik, volgens Gajus vooral door hare groote strengheid, maar zeker niet minder door hare ongeschiktheid om gelijken tred te houden met de ontwikkeling der rechtsbehoeften; eenigermate, maar zeker niet voldoende, konden partijen zelf door een agere per sponsionem hierin voorzien. Behalve in enkele gevallen - bij het gerecht der honderdmannen, bij de procedure wegens damnum infectum (zie hieronder II, § 145) en bij de vrijwillige rechtspraak kwam het formulierproces er voor in de plaats. Hoe die verandering geschiedde, is niet met volkomen zekerheid te bepalen; vast staat, dat eene lex Aebutia (uit de 2e eeuw v. C.) en twee leges Juliae (waarschijnlijk van Augustus, omstreeks 20 v. C.) daartoe krachtig hebben medegewerkt.

Sed istae omnes legis actiones paulatim in odium venerunt. Namque ex nimia subtilitate veterum qui tune jura condiderunt eo res perducta est, ut vel qui minimum errasset, litem perderet. Itaque per legem Aebutiam et duas Julias sublatae sunt istae legis actiones effectumque est, ut per concepta verba, id est per formulas litigemus. Tantum ex duabus causis permissum est lege agere: damni infecti et si centumvirale judicium futurum est. . . . . Gajus, Inst. IV § 30, § 31.

Sed enim cum „proletarii" et „adsidui" et "sanates" et „vades" et „subvades" et viginti quinque asses" et „taliones" furtorumque quaestio „cum lance et licio" evanuerint omnisque illa duodecim tabularum antiquitas, nisi in legis actionibus centumviralium causarum, lege Aebutia lata, consopita sit studium scientiamque ego praestare debeo juris et legum vocumque earum, quibus utimur. Gellius, N. A., XVI, 10 § 8.

Onder dezen procesvorm strekt de behandeling in jure om van den praetor te verkrijgen eene bepaalde, nauwkeurig omschrevene, schriftelijke vaststelling van het geschilpunt. Deze formula dient ter instructie van den judex (resp. den arbiter of de recuperatores), die daaruit verneemt, wat hij heeft te onderzoeken en te beslissen. Het schema der formula luidt: si paret. . . . . (indien des eischers bewering juist blijkt) condemna, si non paret absolve; of het blijkt of niet, zal de judex hebben uit te maken; doch voor beide gevallen schrijft de praetor hem, hypothetisch, zijne gedragslijn voor.

Bij den praetor brengen partijen hunne beweringen in het midden, zonder aan bepaalde woorden of vormen gebonden te zijn. De praetor gaat na, of er inderdaad een geschil aanwezig is, vatbaar om tusschen deze partijen in een burgerlijk geding te worden behandeld; hij vraagt zich verder af, of hij te dezer zake eene formula zal geven. Zoo ja, dan stelt hij deze vast en benoemt een judex. Bij de procedure per legis actiones handelden en spraken de partijen zelf, op eigen gevaar, genoegzaam zonder leiding of invloed van

« PreviousContinue »