Page images
PDF
EPUB

10. Wordt besloten dat elk ingezetene van den geheelen Staat verpligt is om in tijd van oorlog den Staat in zulken oorlog te dienen.

Is bepaald dat indien enkele ingezetenen zonder wettige oorzaken moedwillig eenen oorlog met de blanke bevolking van de naburige Staten verwekken, of door het plegen van onwettigheden in hun gebied, of aan hunne onderdanen, de Gouvernementen van zulk een naburigen Staat of Staten wettige redenen geven om onze Republiek met eenen oorlog te bedreigen of dezelve aan te vallen, dat dan in zulke gevallen de inwoners van den vereenigden Staat niet gedwongen of genoodzaakt zullen worden om aan zulk eenen oorlog deel te nemen.

De inwoners die zulk een oorlog verwekken of trachten te verwekken, of daartoe aanleiding geven, zullen volgens de wetten gestraft moeten worden.

Maar in alle andere gevallen wanneer de gezegde naburige Gouvernementen zulk een oorlog beginnen met het doel of oogmerk om onze Republiek te verdrukken of in te nemen, of dat ons Gouvernement om de verdrukking van deze Republiek of deszelfs ingezetenen verpligt wordt om eenen oorlog tegen de gezegde Staten te maken, dan zullen alle ingezetenen van de geheele Republiek verpligt zijn deel te nemen aan zulk een oorlog, overeenkomstig de landswetten.

11. Wordt besloten om wat aangaat hetgeen door de Gouvernementen van beide Staten van af 12 Maart 1856, tot op den dag der vaststelling dezer vereeniging zoo wel binnen als buiten 's lands, elk Gouvernement of partij voor hetgeen door hun verrigt is, zelve verantwoordelijk zal blijven.

10. It is decided that every inhabitant of the whole State shall be bound in time of war to serve the State in such war.

It is declared that, if a few inhabitants without lawful cause shall wilfully bring about a war with the white population of the neighbouring states, or, if by committing illegal acts in their territories or against their subjects, they shall give to the Governments of such neighbouring state or states lawful ground for threatening our Republic with war, or for attacking it then, in such cases, the inhabitants of the united State shall not be forced or compelled to take part in such a war.

The inhabitants who bring about or attempt to bring about such a war, or give occasion for such a war, shall be punished according to law.

But in all other cases when the said neighbouring Governments shall begin such a war, with the aim and object to oppress or invade our Republic, or when our Government, by reason of the oppression of this Republic or the inhabitants thereof, is compelled to wage war against the said states : then all the inhabitants of the whole Republic shall be bound to take part in such war according to the laws of the country.

II. It is resolved as regards what was done by the Governments of the two States from the 12th March 1856 till the date of this union, as well within the country as outside it, that each Government or party shall remain responsible for what was performed by it.

12. Wordt besloten dat al de landspapieren van Lijdenburgs kantoor, aldaar zijnde, niet van daar weggenomen mogen worden.

Echter zullen ten allen tijde copijen opgegeven moeten worden op aanvraag van het Gouvernement tegen betaling volgens wet.

13. Wordt besloten dat de schulden ten laste van Lijdenburg volgens art. 9 ten kantore der districten van het grondgebied van Lijdenburg betaald kunnen of moeten worden, en dat verder alle schulden, die volgens wet door die lands- of Landdrostkantoren gemaakt worden, ook door die landskassen of Landdrosten aldaar uitbetaald moeten worden, maar de gelden volgens regt aan de algemeene landskas toekomende voor het onderhoud van den geheelen algemeenen staat moeten voortdurend overeenkomstig regt en wet aan het Gouvernement of de algemeene landskas afgegeven worden.

14. Wordt besloten, dat bij het tot stand komen der vereeniging, de zetel des Gouvernements te Pretoria gevestigd moet zijn.

15. Wordt besloten dat Lijdenburg het volle regt heeft om twee leden voor den Uitvoerenden Raad te kiezen, waarvan een van hun verpligt zal zijn voortdurend de vergadering bij te wonen.

16. Wordt besloten, dat zonder verzuim eene vaste brievenpost moet opgerigt worden.

17. Wordt besloten dat de Commandant-Generaal volgens vroegere aanstelling voor Lijdenburgs grondgebied zal blijven, en dat hij den ambtseed, overeenkomstig de Grondwet moet afleggen; en dat verder door den vereenigden Uitvoerenden Raad, na de vaststelling der vereeniging pogingen zullen aangewend worden om met algemeene

12. It is resolved that none of the state papers at present in the Lijdenburg office shall be removed thence, but copies shall always be supplied on the request of the Government on payment of the fees specified by law.

13. It is resolved that the debts resting on Lijdenburg may and shall be paid at the offices in the districts of the territory of Lijdenburg according to art. 9; and further, that all debts legally contracted by those public offices or Landdrosts' offices shall be defrayed there by those public treasuries or by the Landdrosts; but the monies rightfully belonging to the general public treasury for the maintenance of the whole State shall from time to time be paid to the Government or the general public treasury according to law and justice.

14. It is resolved that on the establishment of union the seat of government shall be fixed at Pretoria.

15. It is resolved that Lijdenburg has the full right of electing two members of the Executive Council of whom one shall be bound to attend the meeting continually.

16. It is resolved that a regular post should be established without delay.

17. It is resolved that the Commandant-General previously appointed for the Lijdenburg territory shall remain in office and that he shall take the oath of office prescribed by the Grondwet; and further, that after the establishment of the union the combined Executive Council shall attempt to get

goedkeuring van het publiek slechts één Commandant-Generaal voor de geheele Republiek te behouden.

18. De Landdrost van de plaats waar de zetel des Gouvernements is, zal worden benoemd op voordragt van den Uitvoerenden Raad door den Volksraad. Om daartoe benoembaar te wezen zal het geen vereischte zijn reeds eenigen tijd burger van dezen Staat te zijn geweest. De vaststelling van dit artikel wordt overgelaten aan het oordeel van den vereenigden Volksraad.

19. Wordt besloten, dat indien eene vereeniging tot stand gebragt wordt, van wederzijde de verpligting bestaat om alle voorwaarden van deze vereeniging volkomen en getrouw na te komen. En indien door het Gouvernement en door aandrang der ingezetenen van een der beide tegenwoordig bestaande Republieken inbreuken op een of meer artikelen gemaakt, en dezelve daardoor verbroken worden, dan zal daardoor deze vereeniging niet verbroken of ontbonden worden, maar zullen zij die daarop inbreuk hebben gemaakt volgens wet gestraft worden; de artikelen waarop inbreuk is gemaakt of die geschonden zijn blijven evenwel hun volle kracht behouden.

20. Wordt besloten aangaande de zaak van den heer J. A. Smellenkamp, die gevonnisd is door den Volksraad op den 17 den Junij 1854 tot betaling van Rds. 500 boete, wegens beleedigende uitdrukkingen jegens den WelEerw. D. van der Hoff en kerkeraad gebezigd, dat, in aanmerking nemende, dat genoemd vonnis een der oorzaken is geworden dat er eene verwijdering in deze maatschappij is ontstaan, dat den

the general public to agree to the retention of only one Commandant-General for the whole Republic.

18. The Landdrost of the place where the seat of government is, shall be appointed by the Volksraad on the recommendation of the Executive Council. To be eligible for nomination it shall not be necessary for a person to have been a burgher of this State for some time. The adoption of this article shall be left to the judgment of the combined Volksraad.

19. It is resolved that if a union is brought about, the obligation shall rest on both parties to observe faithfully the conditions of this union in their entirety. And if one or more of the articles are violated by the Government and by pressure on the part of the inhabitants of either of the Republics now existing, then this union shall not be thereby dissolved or nullified, but those who shall have committed the breach shall be punished according to law; the articles, however, which have been broken or violated continue to be of full force.

20. With regard to the case of Mr. J. A. Smellenkamp, who has been sentenced by the Volksraad on the 17th June 1854 to pay a fine of 500 Rix-dollars for abusive remarks made to the Rev. D. Van der Hoff and the kerkraad, it is decided that, taking into consideration that the said sentence became one of the causes of estrangement in this community, the 500 Rixdollars shall be returned to the said Mr. J. A. Smellenkamp, and that he shall, from this day (23 Nov. 1859), be exempted

genoemden heer J. A. Smellenkamp de Rds. 500 teruggegeven zullen worden, en dat hij van af den dag van heden (23 November 1859) ontheven wordt van het vonnis van den Landdrost van Potchefstroom, in dato 11 Julij 1854, waarbij hij is verbannen uit deze Republiek, en dat niemand, wie hij ook zijn moge, van heden af (23 November 1859) een dezer zaken in geschil of in proces mag brengen. De boete van Rds. 500 zal door beide Staten gemaatschappelijk worden betaald, volgens art. 9 dezer overeenkomst.

Het lid H. Buhrmann heeft zich bij de behandeling van dit artikel van de stemming onthouden, op grond dat hij agent in de zaak van den heer J. A. Smellenkamp is.

21. Wordt besloten dat de Grondwet der Z.A. Republiek wordt aangenomen, voor zooverre die niet strijdig is met een der bovenstaande en volgende voorwaarden van vereeniging.

22. Wordt besloten, dat alle verbeteringen die in de Grondwet of in andere wetten, nog gemaakt kunnen worden daarin zonder verzuim gebragt zullen worden.

23. Wordt besloten, dat als algemeene Staatsvlag de bestaande vlag der Z.A. Republiek wordt aangenomen; maar dat het district Lijdenburg een districtsvlag, welke ook niet strijdig met de Staats vlag is, blijft behouden, en dat aan elk district van den geheele Staat, indien verkiezende, eene districtsvlag zal worden toegestaan, overeenkomstig de vereischten der Staatsvlag.

24. Wordt besloten, dat het Gouvernement der Z.A. Republiek en der Republiek Lijdenburg zorg zal dragen dat deze vereeniging

from the sentence of the Landdrost of Potchefstroom, dated 11th July 1854, by which he was banished from this Republic, and that no person whatever may from this day (23 Nov. 1859) open a dispute or commence proceedings with regard to any of these matters. The fine of 500 Rix-dollars shall be paid by both states together according to art. 9 of this agreement.

The member, H. Buhrmann, has refrained from voting when this article was being dealt with, on the ground that he is the agent of Mr. J. A. Smellenkamp in the case.

21. Resolved that the Grondwet of the S.A. Republic be adopted in so far as it does not conflict with one of the preceding or of the following conditions of union.

22. Resolved that all improvements which can still be made in the Grondwet or in any of the other laws shall be effected without delay.

23. Resolved that as the general flag of the State the existing flag of the S.A. Republic be adopted; but that the district of Lijdenburg shall continue to have a district flag, which, moreover, shall not be at variance with the State flag, and that to each district of the whole State a district flag shall be given, if it is desired, which flag shall be in accordance with the requirements of the State flag.

24. Resolved that the Governments of the S.A. Republic and of the Republic of Lijdenburg shall see to it that this

zoo spoedig mogelijk aan het publiek bekend gemaakt en aan den vereenigden Volksraad ter bekrachtiging zal voorgelegd worden, bij welke bekrachtiging de vereeniging der Staten geheel tot stand gebragt is.

25. Wordt besloten en vastgesteld, dat, daar deze vereeniging tusschen de Z.A. Republiek en Lijdenburg met vele moeijelijkheden weder gelukkig tot stand gebragt is, dat niet toegelaten of gedoogd zal worden dat door iemand, wie het ook zij, de nu bestaande vrede gestoord zal worden, en dat om zulks te voorkomen bepaald worde dat niemand het regt zal hebben om de voor deze bestaan hebbende kwesties en al wat daarop betrekking heeft op te halen, en wie op deze wijze de vrede tracht te verstoren gestraft zal worden met eene geldboete van Rds. 25 tot 500, of verder naar den aard der zaak.

26. Besloten, om den vereenigden Volksraad op te roepen en deszelfs vergadering plaats zal hebben te Pretoria, op den eersten Maandag in April 1860, en zullen de leden van beide zijden 's morgens ten 10 ure aan het Landdrostkantoor moeten tegenwoordig zijn. Aldus gedaan overeenkomstig Volksraadsbesluiten van zijden, en de notulen onzer vergadering alhier.

LANDDROSTKANTOOR, RUSTENBURG, 24 November 1859.

M. W. PRETORIUS, President.

W. C. J. VAN RENSBURG.

J. H. GROBler.

H. T. BUHRMANN, G.S.

P. J. COETSer.

C. VILJOEN.

beide

A. F. SCHUBART, Gouvts. Secretaris.

union shall be made known to the public and shall be submitted to the combined Volksraad for its ratification, upon which ratification the union shall be complete and effective.

25. Whereas this union of the S.A. Republic and Lijdenburg has with great difficulty been happily brought about again, it is resolved and declared that it shall not be suffered that the now existing peace shall be disturbed by any person, whoever he may be, and that in order to avoid such disturbance of the peace it shall be laid down that no person shall have the right to bring up for discussion the previously existing disputes or anything that has any relation to them, and that whoever attempts to disturb the peace in that way shall be punished with a fine of 25 to 500 Rix-dollars or further punishment according to the nature of the case.

26. Resolved to summon the combined Volksraad to hold a meeting at Pretoria on the first Monday in April 1860, and that the members of both sides shall be present at the Landdrost's office at 10 o'clock in the morning.

This done in accordance with Volksraad resolutions of both parties and with the minutes of our meeting in this place. LANDDROST'S OFFICE, RUSTENBURG, 24 Nov. 1859.

M. W. PRETORIUS, President [and others].

« PreviousContinue »