Page images
PDF
EPUB

TWEEDE HOOFDSTUK.

WELKE REGTEN EN REGTSVORDERINGEN KUNNEN DOOR

CESSIE WORDEN VERKREGEN?

Noch in de Romeinsche regtsbronnen, noch in den Code Civil of het Burgerlijk Wetboek, vinden wij bepaald aangewezen, welke regten en regtsvorderingen vatbaar zijn voor overdragt. Wij bevinden ons dus hier geheel op het gebied der wetenschap; zij alleen kan ons voorlichten en den regten weg doen betreden bij het behandelen dezer vraag.

§ 1. Reeds de Glossatoren trachtten haar te beantwoorden. Zij bragten het leerstuk der cessie in verband met dat van den overgang van regten en regtsvorderingen des erflaters op zijne erfgenamen. Wij vinden bepaald ad 1. 24 pr. D. de minoribus, dat zoodanig regt niet op anderen kon worden overgedragen: quod adeo est personale, ut nec ad heredem transeat."

Op dezen weg ging men steeds voort om te beslissen, of eenig regt niet vatbaar was voor cessie. Men had slechts te onderzoeken, of iemand het op zijne erfgenamen kon overdragen en was dit laatste niet mogelijk, dan werd per analogiam ook tot de onmogelijkheid eener cessie van dat regt besloten.

Ja, zelfs wilden sommigen de bewering volhouden : "Quae sunt transmissibilia etiam sunt cessibilia"; de onjuistheid echter van dezen regel was te duidelijk, dan dat hij algemeen erkend kon worden. Zoo kunnen b. v. actiones litigiosae wel op de erfgenamen overgaan, volgens het Romeische regt 1) konden zij niet aan derde personen worden gecedeerd. Eveneens worden huur en verhuur noch door den dood des huurders, noch door dien des verhuurders verbroken 2). Zoowel de actio locati des verhuurders als de actio conducti des huurders gaat over op hunne respectieve erfgenamen; nimmer evenwel zouden deze actiën op derden kunnen worden overgedragen.

De regel" quae non sunt transmissibilia, nec sunt cessibilia" werd echter langen tijd voor eene uitgemaakte waarheid gehouden. LAUTERBACH 3) trachtte het eerst te toonen, dat ook deze niet het juiste criterium aangaf; hij deed o. a. opmerken, dat het vruchtgebruik niet op de erfgenamen overgaat en toch wel kon worden.

aan

1) 1. 2-4 Cod. de litigiosis. (8. 17.)

2) Art. 1611 B. W.

3) Colleg. theoret. pract. L. XVII. Tit. IV. § 29. Cf. MÜHLEN

BRUCH. Cession. p. 255.

overgedragen, namelijk, aan den eigenaar der in vruchtgebruik gegevene zaak.

Op beslissende wijze werd evenwel genoemde regel aangevallen door cOCCEJUS 1). Deze toonde ten volle de onjuistheid aan van het beginsel, dat de mogelijkheid van den overgang van eenig regt op de erfgenamen tot norma zou kunnen verstrekken van de mogelijkheid eener cessie. — Teregt zegt genoemde schrijver in zijne verhandeling over dit onderwerp 2): Quod igitur praedictas regulas, qui"bus a transmissione ad cessionem, vel contra, affirmative, "aut negative concludendum dicitur, liceat profiteri, nec " solidum id, nec tutum, quin a veris discurrendi et ra» tiocinandi modis alienum esse: cum constet aliis prin"cipiis niti actus inter vivos; aliis ultimas voluntates aut "actus legis, qua hereditates devolvuntur."

Terwijl de overgang van een of ander regt op de erfgenamen verhinderd wordt, b. v. door een pactum personale, eene conditio testamenti of "dispositio legis," zoo is de grond dezer verhindering niet in het ne a persona " recedant" gelegen, maar spruit hieruit voort: ne in per"petuum durent, aut differantur" (Cocc. 1. § 3). Daarentegen berust de onmogelijkheid eener cessie van eenig regt op dezen grond: ut omnes alii inde excludantur." De meer of min beperkte omvang van dat regt zou nimmer de onmogelijkheid eener overdragt veroorzaken (§ 4 II.) Heeft iemand b. v. eene lijfrente gekocht, gevestigd op

1) COCCEJI. Disputatio LXV. De cessione eorum, quae ad heredes non "transeunt et contra. Tom. II. p. 1330.

3) Caput. III. § 2.

zijn eigen lijf, zoo zal dit regt niet op zijne erfgenamen kunnen overgaan, maar wel het voorwerp eener cessie kunnen zijn. Want, moge al duidelijk uit de overeenkomst deze bedoeling der partijen blijken, dat het regt, wat zijnen duur betreft, zal zijn beperkt tot het leven des koopers, zoo volgt hieruit geenzins, dat men verder als de bedoeling dier partijen mag aannemen, dat dit regt ook gedurende het leven van den regthebbenden persoon, onafscheidelijk met hem zou zijn verbonden, en geen ander het door cessie zou mogen verkrijgen.

Een ander geval zou het zijn, indien iemand een regt op onderhoud heeft verkregen. - Ook dit regt gaat met zijnen dood te niet, maar kan tevens gedurende zijn leven niet op anderen worden overgedragen; hier is dus noch overgang op de erfgenamen, noch cessie mogelijk. Maar terwijl het nimmer door de erfgenamen zou kunnen worden verkregen, omdat de duur van het regt is beperkt ne in perpetuum " duret", zou daarentegen door den aard van het regt elke overdragt zijn uitgesloten. Het regt bestaat door en met den regthebbenden persoon en is onafscheidelijk met hem verbonden; de aard van het regt brengt mede, ut omnes " alii inde excludantur."

"

De regel: quae non sunt transmissibilia, nec sunt cessibilia" kon dus den toets der kritiek niet doorstaan.

§ 2. MÜHLENBRUCH 1) heeft dit onderwerp zeer uitvoerig behandeld en wil onderscheiden tusschen Abso"lute" en "Relative Beschränkungsgründe der Cession."

1) Cession. p. 243-399.

Onder gene verstaat hij die gevallen, waarin het regt zelf niet vatbaar is voor overdragt. Dit heeft plaats:

1o. indien het niet kan geacht worden tot iemands vermogen te behooren; 2o. indien het zoo naauw met den regthebbenden persoon is verbonden, dat het van dezen niet kan worden afgescheiden en alleen door hem mag worden uitgeoefend; 3o. indien het regt een annexum is van een ander regt, zonder hetwelk geene uitoefening van het gecedeerde regt mogelijk zou zijn 1).

De relative beperkingen der cessie spruiten voort uit oorzaken, gelegen buiten het regt zelf, dat het voorwerp der cessie zou zijn. Eene overdragt kan b. v. niet geldig zijn, ten gevolge van den persoon aan of door wien zij geschiedt, of door den toestand, waarin de vordering verkeert, welke wordt overgedragen, namelijk dat zij eene " actio litigiosa" was.

Als algemeene regel laat hij voorafgaan: nur Forderungen in der eigentlichen Bedeutung, diese aber im " vollen Sinne des Worts d. h. sowohl mit Einschlusz der dinglichen Klagen als auch der Forderungsrechte von " beschränkter Wirkung, können Gegenstand der Cession " sein❞ 2).

Hoe grondig genoemd onderwerp ook door мÜHLENBRUCH moge behandeld zijn, toch meenen wij dezen schrijver niet vrij te mogen pleiten van eene noodelooze omslagtigheid.

Alvorens over te gaan tot de behandeling dezer vraag

1) Cession. p. 257.

2) Ibid. p. 245.

« PreviousContinue »