Page images
PDF
EPUB

TWEEDE AFDEELING.

Vereischten der cessie of overdragt van onligchamelijke zaken.

Voor de overdragt van regten en regtsvorderingen wordt, even als bij die van ligchamelijke zaken, vereischt:

1o. dat er overeen stemming zij tusschen de handelende partijen; dat de een het regt wil overdragen, de andere het verkrijgen,

Ten opzigte dezer overeenstemming gelden de gewone regelen, welke op alle overeenkomsten toepasselijk zijn.

2o. dat beide partijen tot zoodanige handeling bekwaam zijn; dat de schuldeischer bekwaam zij, zijn regt te vervreemden, de derde persoon, om het regt te verkrijgen.

3. dat het regt of de regts vordering vatbaar zij voor cessie, d. i. niet onafscheidelijk zij verbonden met den oorspronkelijk regthebbenden persoon.

4. dat de levering plaats hebbe overeenkomstig de voorschriften der Wet.

De drie laatstgenoemde vereischten zullen wij nog eenigzins naauwkeuriger behandelen.

EERSTE HOOFDSTUK.

WIE KUNNEN CEDEREN? WIE KUNNEN DOOR CESSIE
VERKRIJGEN?

Ook ten opzigte der personen, die kunnen cederen of door cessie verkrijgen, moeten wij verwijzen naar de algemeene beginselen. In het algemeen zijn allen, die bekwaam zijn om verbindtenissen aan te gaan en vrij over hunne goederen mogen beschikken, ook tot deze hande. lingen bevoegd. Men vergelijke hierover Art. 1366 B. W. Verder zijn ook hier de Artt. 1503, 1582, 1714 en 1715 B. W. toepasselijk.

Wij zouden dus ook dit punt verder onaangeroerd hebben kunnen laten, indien niet de Wet eenige bepalingen inhield, die in het bijzonder op ons onderwerp betrekking hebben.

§ 1. De persoon, die cedeert, moet natuurlijk zijn: eigevan het regt, dat wordt overgedragen of wel door

naar

den regthebbende (als lasthebber) of de Wet (b. v. als voogd curator, echtgenoot) hiertoe zijn gemagtigd. Ook moet hij de vrije beschikking over zijne goederen niet hebben verloren, zoo als het geval is met hem, die in staat van faillissement (Art. 770 W. v. Kooph.) of van kennelijk onvermogen is verklaard, (Art. 888 jo. Art. 885 No. 3 W. v. B. Regtsv.) die onder curatele is gesteld (Art. 1506 B. W.) of op wiens goederen arrest is gelegd. (Art. 442, 505 W. v. B. Regtsv. Verder vinden wij nog het volgende in het B. W. vermeld:

1° De man mag de onroerende goederen, die de vrouw persoonlijk toebehooren, dus ook hare zakelijke regten en regtsvorderingen, welke voor onroerend worden gehouden, zonder hare medewerking niet vervreemden of bezwaren Art. 160 B. W.

Hij mag de goederen der gemeenschap, dus ook regten en inschulden, vervreemden onder bezwarenden titel (Art 179 B. W.), ten ware de vrouw mogt hebben bedongen: dat de onroerende goederen, inschrijvingen op " het Grootboek der Nationale Schuld en de andere effec"ten en inschulden ten haren naam staande en door haar " aangebragt, of die, staande huwelijk van hare zijde in " de gemeenschap mogt vallen, buiten hare medewerking " niet door haren echtgenoot zullen mogen worden ver" vreemd of bezwaard." Art. 195 § 3 B. W.

Bij wege van schenking mag hij over niets beschikken, behoudens de uitzondering in Art. 179 B. W. gemaakt.

2o. De vaders, voogden en curators, mogen de regten en regtsvorderingen der minderjarigen en onder curatele

gestelden niet vervreemden, dan na hiertoe door de Arrondissements Regtbank te zijn gemagtigd. Artt. 364, 451, 506 B. W.

3. Indien de Hooge Raad, venia aetatis verleenende, het bezwaren en vervreemden der onroerende goederen verbiedt, zoo mag de meerderjarig verklaarde persoon niet beschikken over de zakelijke regten en die regtsvorderingen, welke voor onroerend worden gehouden.

Art. 479 B. W.

4°. De bezwaarde erfgenaam mag de onroerende goederen, renten en schuldvorderingen tot die erfenis behoorende, welke hij moet uitkeeren, niet vervreemden of bczwaren, dan na hiertoe verlof te hebben bekomen van de Arrondissements Regtbank. Art. 1032 B. W.

5°. De vermoedelijke erfgenaam van den vermoedelijk overleden verklaarde mag de onroerende goederen, hem toebedeeld of onder zijn beheer gesteld, (dus ook niet de zakelijke regten en die regtsvorderingen, welke voor onroerend worden gehouden) niet vervreemden, dan na verkregen verlof van de Arrondissements Regtbank. Art. 537 B. W.

§ 2. Door cessie kunnen niet onvoorwaardelijk verkrijgen:

Bij

1o. Minderjarigen en onder curatele gestelden. verkrijging van regten of regtsvorderingen onder bezwarenden titel, hebben zij den bijstand hunner ouders, voogden of curators noodig. Bij verkrijging om niet, b. v. bij wege van schenking, vorderen Artt. 460 en 506 B. W., dat de voogden en curators het verlof der Arr. Regtbank

hebben verkregen tot aanneming van de gift, den minderjarigen of onder curatele gestelden gedaan.

2o. De voogd mag, zonder goedkeuring des kantonregters, geene opdragt aannemen van regten of schuldvorderingen, welke een derde tegen den onder zijne voogdij staanden persoon mogt hebben. Art. 458 § 2 B. W. Hetzelfde is toepasselijk op den Curator. Art. 506 B. W.

Evenzoo was zulks door JUSTINIANUS verboden, zelfs nadat de tutela of curatela reeds had opgehouden. Nov. 72. 1).

Moet de bepaling van Art. 458 § 2 B. W. ook op den toezienden voogd worden toegepast? Wij zouden meenen, hierop ontkennend te moeten antwoorden. Zoodanige bepaling, welke eene uitzondering bevat op den algemeenen regel, mag niet worden uitgebreid tot andere gevallen, welke niet zijn vermeld. Ook zou men voor de toepassing van deze bepaling op den toezienden voogd, niet dezelfde gronden kunnen aanvoeren, welke dit verbod voor den voogd regtvaardigen. Alleen in die gevallen, waarin de toeziende voogd met de geheele of gedeeltelijke waarneming der belangen van den minderjarige is belast, zou zoodanig verbod, ook ten zijnen opzigte, nuttig kunnen werken. Cf. Art. 427 en 431 B. W. 2).

3°. Getrouwde vrouwen hebben in elk geval den bijstand noodig van hare mans, zelfs in geval zij eene inschuld bij wijze van schenking mogten verkrijgen. Art. 163 B. W. Zie tevens Art. 167, 169 enz. C. W.

1) Cf. MÜHLENBRUCH. i. o. l. § 32.

2) DIEPHUIS. Dl. VII. No. 22. MARCADE. Tome VI. Art. 1596.

« PreviousContinue »