Page images
PDF
EPUB

kronijkschrijver der stad aan de Eem heeft weten aan het licht te brengen. ')

"Omstreeks Kersmis (1444) kwam Geertgen Arends van der Nijkerke tot Amersfoort in den Convente van S. Agnieten, om aldaer Suster te worden en te blijven, en doe sij onderwegen was, dagt sij wat sij doen soude met dat kleyn simpel Beeldeken van ons L. Vrouwen, t welk sij hadde onder haar andere cleinoten, die sij met haar bracht. Ende doe sij bij de Camppoort kwam dagt sij dattet schande was, dat sij soodanig Beeldeken in 't klooster soude brengen en de Susteren laeten sien. Ende met onbedagtsaamheyd wierp sij 't selve Beeldeken in de waterbeek, daar het korts daer nae in gevonden worde: want toen sij hoorde welke groote mirakelen die in ons L. Vrouwe of E. Joosten Capelle geschiede door een soodanig Beeltgen dat van soodanigen forme en maaksel was, ende in de voorschreven stede gevonden, soo plag sij dan ootmoedelijk te belijen, dattet 't selve Beeltgen was, 't welk sij soo onberadelijk ende onwijselijk in 't water gewor pen had."

"Omtrent dat selve jaar (1444) was t' Amersfoort eene eerbaare Vrouwe, genaamd Margriete Albert Gijsen (dogter), die Gode ende sijne gebenedijde Moeder trouwelijk diende. Dese Vrouwe is omtrend Kersmis drijmael van Godt Almagtig vermaant geweest dat sij haastelijk soude gaan buyten de poorte van de Stadt in de Gracht, daer het water bevrosen was, ende dat sij daer uyt soude trecken het Beeldt van onse Lieve Vrouwe, dat onder het ijs verborgen lagh, 't welk met den stroom niet weg en dreef, noch ook te gronde en gink, maar bleef in dat loopende water stil ende onroerlijk leggen. Dese Margriete

1) W. F. N. Van Rootselaar. Amersfoort 777-1580. 1878, 2o deel, blz. 9 sqq.

heeft dit haeren Heer ende Meester vertelt die sij diende, ende vraegde hem raedt: den Heer heeft dit voor eenen droom geacht, hetselve belachende; hij vermaende haer ook dat se daer niet meer af en soude spreeken. Maar alsoo dese Vrouw voor de derde reyse vermaent wierdt, heeft sij 't selve niet langer derven uytstellen: doen is sij terstond opgestaen ende met goet betrouwen derwaerts gegaen ende in de plaetse daer men noch heedendaechs onse Lieve Vrouwen Putten thoont, heeft sij dit Beeldt gevonden, uyt het water getrocken ende naar huys gedragen: alwaer sij voor hetselve een brandende keerse heeft gestelt die bij Mirakel wel drymael langer was brandende dan sij behoorde. Deze Vrouwe heeft dit haeren Biechtvaeder te kennen gegeven, die haer terstond heeft gebeden dat sij het Beeld t' sijnen huyse soude brengen, 't welk sij gedaen heeft, alwaer ook des nachts ende daechs daer nae merkelijke mirakelen zijn geschiedt. De Biechtvader dit siende heeft dit Beeldt op S. Stevensdach (op een Saturdag) met alle eerweerdigheidt in de kerke van onse L. Vrouwe gebracht, alwaer 't van menigen Pelgrim besocht wierdt ende daar geschiedden ontallicke mirakelen."

In het Archief der kerk van O. L. V. Hemelvaart te Amersfoort berust (A° 1878) een merkwaardig manuscript, dat uitsluitend aan deze gebeurtenis gewijd is. Er staan daarin namelijk van 1444, Sint Stephanusdag af tot Pinksteren 1448 twee honderd een en twintig voorvallen opgeteekend, die in dien tijd meer bijzonder de aandacht trokken. Binnen dat zóó korte tijd verloop van slechts drie en een half jaar waren er uit meer dan honderd verschillende plaatsen, steden en dorpen, personen gekomen, die meenden dat zij bijzondere redenen hadden, om aan God openlijk hun dank voor verkregen gunsten te be

tuigen en Jesus moeder te vereeren. Niet alleen uit Nederland, maar uit Duitschland, Frankrijk, zelfs uit Engeland kwamen er pelgrims, om te Amersfoort voor het beeldje van Maria hun gebeden te verrichten." ')

's Gravesande.

Als het oudste der Beggijnhoven in Noord-Nederland wordt dat van 's Gravesande genoemd, wat reeds op de helft der dertiende eeuw zou bestaan hebben. Deze stichting stond in hooge gunst bij Machteld Van Brabant, de vrouw van Graaf Floris IV, en ontving van haar een zilveren Maria-beeld, waarvan de herkomst hierboven onder Halle 2) reeds uitvoerig verhaald is. Bij dat beeld zou menig wonder geschied zijn *) en dientengevolge trokken de geloovigen reeds zeer vroeg ter bedevaart naar 's Gravesande. Waarschijnlijk is die plaats bij de pelgrims nog al vermaard en in aanzien geweest, hetgeen wij hierom vermoeden, dat in het Haarlemsche Banboek drie vonnissen, rakende dit bedevaartsoord voorkomen, welke onder de bijlagen zijn afgedrukt. ) Dat het in andere schepenbanken en rechtscollegien van Holland toeging gelijk te Haarlem, mag afgeleid worden uit de hier volgende veroordeeling, welke men vindt in de Privilegien van Delfland. 5) Er werd op den 17 Februari 1489 „bijden wel-. gebooren heemraeden (van Delfland) wtgesproocken ende verclaert, Tusschen den Dijckgrave ende Claes Janszoon met sijn soon vanden Excessen, dat sij gehanteert had

1) Eene schilderij, 15de eeuw, welke het vinden van het beeld voorstelt en uit die kerk afkomstig is, werd onlangs te Amersfoort ontdekt. 2) Zie blz. XXV.

3) Römer, Geschiedkundig overzigt van de kloosters en abdijen in de voormalige graafschappen van Holland en Zeeland. I, blz. 242.

4) Blz. 254-257.

5) Handschrift op de Koninklijke Bibliotheek.

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Haarlem XIe Deel.

III.

den aen Joost, Dienare van heer Otto van Egmont '), „ende naer dat sij met denselven Joost overcomen waren, van welcke geschillen partijen aen wedersijden henluyden gesummitteert hebben. Ende in beteringe van desen, die soone van Claes Janszoon gehouden sal wesen te gaen Voor onser Vrouwe van 's Gravesande ende aldaer te offeren twee toortsen, het stuck van vier ponden wegende, ende oock xxv mannen elcx een halve stuyver "te offeren. Ende in Maeslant ende te Vlaerdingen met twaelff mannen elcx eenen halven stuyver offerende, sonder toortse, ende eenen Bevaert te Nijnzeele tot vermaninge vande welgebooren heemraeden. Noch hier en boven sal Claes janszoon gehouden wesen te betaelen "tot profijtelijck beteringe xv rijnsguldens, te weten: een "offcortinge van een glas te 's Gravesande twaalff rijnsguldens, ende den Dijckgrave voor de costen drie rijnsguldens tot XL grooten 'tstuck; de voors. bevaerden met die toortsen te volbrengen voor halff vasten naestcoommende, ende de penningen te betaelen Paeschen naestcoommende, op die hoochste boeten." ")

Wanneer men dit vonnis in verband beschouwt met de veroordeelingen welke te Haarlem werden gewezen, kan men de gevolgtrekking maken, dat bedevaarten naar 's Gravesande veelal werden opgelegd wegens vergrijpen tegen het geestelijk en wereldlijk gezag. Wij weten, dat die pelgrimagien nog tegen het einde der 15de eeuw officieel als akten van boetedoening werden gelast, maar het is zeker, dat ook uit vrije beweging de geloovigen zich in dien tijd naar 's Gravesande begaven en dat deze bedevaarten eerst bij de invoering der Hervorming hebben opgehouden.

1) Otto Van Egmont, ridder, heer van Kenenburg, destijds hoogheemraad van Delfland.

2) Medegedeeld door den Heer James De Fremery, te 's Gravesande.

Bergen.

Het heeft in de middeleeuwen waarschijnlijk in geene enkele streek van ons vaderland aan bedevaartplaatsen ontbroken, maar nergens waren ze zoo talrijk als in Kennemerland. Eene buurtschap even boven Haarlem, aan den zoom der duinen, noemde men de Sancta porta (thans Santpoort), de heilige poort, waardoor men het land van beloften als het ware voor de vrome zielen binnenging. En niet ten onrechte. Op betrekkelijk korten afstand van elkaer lagen hier Egmond met de St. Aelbrechtsput, Heilo met de St Willibrordsput, waar genezing van de koorts, van verlamming en oogziekte was te vinden, Onze-Lieve-Vrouw ter Nood of Runxputte onder Heilo, welks bronwater men beschouwde als een geneesmiddel tegen de veeziekte, en wat hooger op, even boven Alkmaar, het dorp Bergen, befaamd door het wonder van het goddelijk Bloed. Men verwacht hier eenig bericht over de aanleiding, welke Bergen als bedevaartplaats in naam deed komen, en daarom willen wij met een kort woord den oorsprong van dat wonder vermelden.

Tijdens den St. Elisabeth's vloed in 1421 werd de zeedijk bij het dorp Petten in Kennemerland weggeslagen, de weilanden en de laag gelegen akkers werden door het zeewater overstroomd, huizen ondermijnd, menschen en vee tot den dood gebracht en ook de kerk van Petten werd in een puinhoop verkeerd. Velerlei zaken spoelden ver weg en zoo geschiedde het, dat eene kist met kerkgeraden en cibories, heilige hostien bevattende, onder Bergen kwam aandrijven. Men zag dat deze schat weinig door het zeewater had geleden, met uitzondering echter van eene ivoren pyxis, welke behalve het tot een vormeloos deeg samengesmolten hoogwaardig Sacrament van Christus lichaam, wel eene pint zeewater bleek te be

« PreviousContinue »