Page images
PDF
EPUB

dat Heer Henrick Van Swol, Commandeur van St. Jan te Haarlem, toen hij in 1569 zeven en twintig jaren het convent bestuurd en op zijn ouden dag een coadjutor bekomen had, dadelijk in bedevaart ging tot de Drie Koningen in Keulen. Ter wille van de naivieteit, waarmede de Commandeur het verslag van den tocht in het Memoriale deed opteekenen, nemen wij het hier over:

Is geboert dat onse seer eerwaerdige Heer, Heer Henrick Van Zwol, Commenduer, verwrect zijnde in devotie van God ende den heylige drie coningen, is van sin geworden om die te gaen besoecken, met hem associerende drie van zijn lieve oerdens-medebroederen, Te weeten broeder Thyman Van Wou, Pastoor tot Beverwijck, b. Vranck, Pastoor tot Heemskerck, broeder Joest Claesz. Vinck Van der Goude, Pitancimeester, ende zijn gereyst tot Coelen ende hebben gelogeert in onse oerdens-huys binnen Coelen, genaempt Sint Jans te Cordelen, daer zij zeer vrundelick ende mindelick jae magnifyckelick ontfangen zijn geweest van den Commenduer ende gemeen conventuael broederen. Alsoe oft quaem, dat eenyge van denselve huyse in Hollandt quamen, dat men dat zal gedachtich zijn. Waerom dese memorie hier mede gestelt is. Zijn oick geweest tot Aken, Ludick ') ende anderen heerlijcken plaetsen Daer zij veel heylige reliquien gevonden ende gesien hebben, daer God off geloeft moet zijn. Anno 1569.

Mechelen.

Men weet uit het medegedeelde vonnis 2), dat de pelgrimagie naar Mechelen werd bevolen den 3 Juni 1451;

1) Lüttich, Luik.

2) Zie blz. 252. In het daar afgedrukte vonnis is ongelukkiger wijze een gedeelte tekst uitgevallen. Men gelieve te lezen op den zesden regel, achter: trecken sel, en de bedevaert doen, binnen der Stede van Mechelen, ende"

die stad was geene bedevaartplaats, dus niet uit dezen hoofde moest de veroordeelde er heen trekken, maar er werd juist te dien tijde het jubilé van het heilig Jaar gehouden. Zie hier welk bericht mij daaromtrent is toegekomen:

Het jubilé van het heilig Jaar, voor de stad Mechelen toegestaan bij pauselijke bulle van Nicolaas V (Rome, 8 December 1450), werd te Mechelen aangekondigd den 27 Maart 1451. Een afschrift dier bulle werd gezonden aan de Bisdommen van het hertogdom Boergondien, alsook door geheel Holland, Zeeland, Friesland, Vlaanderen, Brabant, Engeland, St. Omer, Atrecht, Douai, Keulen, Trier, Metz, Luik, Luxemburg, Kamerijk enz., zoodat men zich niet moet verwonderen over de groote menigte volks, die van alle kanten en uit alle streken, zich te Mechelen gedurende het Jubeljaar 1451 kwam vereenigen.

Hertog Philips gaf van zijn kant een bericht uit (Brussel, 14 April 1451), waardoor hij deed weten, dat het jubilé te Mechelen een aanvang zou nemen op 23 April. Het jubeljaar werd er gesloten op Zondag 31 October 1451. Met de rijke offergiften welke de geloovigen aanbrachten, werden de zeven kerken van Mechelen, die tijdens het jubilé door hen waren bezocht geweest, of vermeerderd òf vernieuwd. ')

Halle, in Henegouwen.

De stad Halle dankt hare vermaardheid als bedevaartplaats aan een beeld van Onze Lieve Vrouw, dat in het jaar 1267 er is gekomen, en dat op zijne beurt is beroemd geworden, dewijl de gebeden, daar bij ten hemel opgezonden, op eene bijzondere wijze door God zijn verhoord.

1) Mededeeling (naar Foppens Mechlinia Christo nascens et crescens) van den Hoogeerwaarden Heer Kanunnik Van Campenhout, Plebaan-Deken van Mechelen.

De herkomst en geschiedenis van het beeld worden omstandig vermeld in het volgende bericht:

Sinte Elisabet, dochter van Andreas den tweeden, cooninck van Hungarien, out zijnde drie jaren, is gedesponseert ende verlooft aen Ludovicus, den zoon van Hermannus, den grooten prins van Turingen ende landtgraeff, welcke Ludovicus onder de grooten van duytslandt verscheen ende zijn affkoomste reeckende van karel den grooten. Deese Elisabet, een dochtertgen out zijnde vier jaren, is gevoert in Turingen, om aldaer bij haer toekoomende man opgevoet te werden, en, in veel voorteyckenen van heylicheyt, ontrent veerthien jaren out wesende, is getrout. Een jaer daerna, heeft sij voortgebrocht Herman, haer eersten ende eenigen zoon, ende weer twee jaeren daerna, een dochter genaempt Sophia, dewelcke troude Hendrick, den Hertoch van Brabant, ende weer twee jaren daerna heeft sij voortgebrocht noch een andere Sophia, (dewelcke sommigen Geertruyt noemen) die den maechdelijcken staet beleeffde. Ludovicus, de man van Elisabet ende vader van deese kinderen, is doot gebleven in den tocht teegens den turck, anno 1227, ende Elisabet is gesturven ontrent vier jaren daerna, te weeten anno 1231, out weesende vier ende twintich jaren, wtmuntende in heylicheyt van leeven ende miraculen. Sophia haer moeders voetstappen in deuchden ende godtsvruchticheyt volgende, wert geseyt gehadt te hebben van haer moeder eenige beelden, dewelcken sij, om haer moeders memorie, altoos waerdich en heylich hielt, van dewelcken sij een te Vilvoorden, int convent van Goodtsvruchtige maechden gedediceert hadde, eertijts ende noch door miraculen vermaert; de drie anderen zoude sij gegeeven hebben, aen Machtelt, de zuster van haer man Hertoch Hendrick van Brabant, welcke Machteldis getrout is geweest aen Graeff Floris den Vierde, Graeff van Hollant, die voortgebracht

heeft Graeff Floris den Vijfde, graeff van Hollant, die van Gerrit van Velsen vermoort werde.

Soo dat Machteldis gehadt heeft van Sophia (de dochter van Sinte Elisabet) de beelden, dewelcken sij in eer ende waerdie gehouden heeft, ende de doot haer naeckende, soo heeft sij die wtgedeelt, het eene te 's Gravensande, een out hollants steedeken, geleegen dicht bij het Clooster te Loosduynen, hetwelck sij selffs gesticht hadt ende naer den doot van haer man, daerin deuchtlijck ende godt. vruchtich geleeft hadde; het ander tot Haerlem in de vergaderinge van de Carmelyten ende het derde heeft sij begeert gestelt te werden tot Halle, een steedeken geleegen in Henegou. ')

Het beeldje waarvan hier sprake is en waardoor de stad Halle beroemd werd, heeft eene hoogte van ongeveer drie voeten, is van hout gemaakt en zwartachtig. De H. Maagd is zittende voorgesteld en geeft haar kind te zuigen, hetgeen echter niet zichtbaar is, omdat men het beeldje met kleederen heeft omhangen. De kerk waarin het tentoongesteld wordt, bouwde men tusschen 1341 en 1409. Zij is zeer prachtig, in gothischen stijl opgetrokken en staat op de plaats van eene oude kerk, welke door St. Hubert gewijd werd. Men schat het getal der pelgrims, die nog in onzen tijd jaarlijks naar O.L. Vrouw van Halle komen op meer dan 60000, en op de lange lijst der bedevaartgangers, treft men ook reeds in vroeger eeuwen, doorluchtige namen aan, b. v.

Philips de Goede, Hertog van Boergondien, die de beelden der twaalf apostelen, van zilver, offerde en nog een zilveren beeldje van de H. Maagd.

Keizer Maximiliaan, die een gouden boom aanbood.

1) Oude vertaling naar Miraeus Fasti Belgici et Burgundici 1622, p. 502.

Keizer Karel de Vijfde, die zijn zilveren schild ten geschenke gaf.

Lodewijk XI, Koning van Frankrijk, en Philips II, Koning van Spanje.

Met meer dan gewone ingenomenheid maken de historieschrijvers gewag van de vereering, die Justus Lipsius (geb. 18 Oct. 1547, † 23 Maart 1606) O. L. Vrouwe van Halle betoonde. Lipsius, een geleerde van Europesche vermaardheid, die in 1578 te Leiden kwam en daar tot 1591 hoogleeraar in de historie en het recht geweest is, werd nadat hij Nederland weder verlaten had, door eene krankheid aangetast. Hij deed toen ter terugbekoming van zijne gezondheid eene gelofte aan O. L. Vrouw van Halle, hing na zijne herstelling eene zilveren pen met een latijnsch gedicht voor haar altaar en schreef ook: Miracula Divae Virginis Hallensis. ')

Verdere, soms wonderdadige genezingen, laten wij rusten, de grenzen in het oog houdende die wij ons zelven moeten stellen.

Amersfoort.

De beteekenis der stad Amersfoort als bedevaartplaats moet in der tijd vrij gewichtig geweest zijn, maar is, naar het schijnt, niet in vergelijking te brengen met eenig ander reeds besproken pelgrimsoord, was voorbijgaande (wanneer men dit in eenigszins ruimen zin wil verstaan) en heeft geen stand gehouden.

Ik geloof niet beter te kunnen doen, dan omtrent de oorzaken, welke de oogen der pelgrims naar Amersfoort trokken, hier over te nemen wat de jongste en beste

1) Over Justus Lipsius Busken Huet, Het Land van Rembrand II, 2 blz. 200.

« PreviousContinue »