Page images
PDF
EPUB

een zilveren penning en in verband hiermede, meen ik ter loops te mogen wijzen op het onder pelgrims der middeleeuwen in zwang gaande gebruik, om munten te werpen in heilige putten, gelijk men er hier en daar vond. ')

Wij komen thans tot de korte mededeeling aangaande den aard der bovengenoemde bedevaartplaatsen en vangen

aan met

Rome.

In de Eeuwige Stad waren het in de eerste en voornaamste plaats de graven der HH. Apostelen Petrus en Paulus welke pelgrims trokken en bezocht werden. De bedevaarten ad limina Apostolorum, zooals men zeide, zijn reeds overoud, want men leest dat in hetzelfde jaar 69 nà Christus, waarin de HH. Petrus en Paulus den marteldood ondergingen, de Oostersche christenen beproefden de lichamen dier Apostelen heimelijk weg te voeren en naar het Oosten over te brengen, en dit alleen omdat zij liever in hun werelddeel dan in het Westen de menigvuldige wonderen bij de graven dier heiligen zagen geschieden, daarheen den stroom der pelgrims wilden verleggen. 2) Lang vóór Constantijn de Groote († 22 Mei 337) waren dan ook de bedevaarten naar de graven der Apostelen in geregelden gang en in Rome vermeerderden langzamerhand de heilige plaatsen, welke de groote aantrekkingskracht voor de pelgrims werden. De zeven hoofd

1) Men wist b. v. zeker, dat dit het geval was geweest bij den St. Willibrordsput te Heiloo, welke voor weinig jaren (in 1881) is hersteld. Men verwachtte daar bij die gelegenheid een grooten schat voor de numismatiek op den bodem aan te treffen, doch die hoop is niet vervuld en men heeft niets gevonden. Hoogst waarschijnlijk omdat hetgeen zich aan munten in den put bevonden heeft, reeds bij eene vroegere schoonmaak was weggenomen.

2) S. Gregorius Lib. III. Epist. 30.

kerken van Rome '), waar een schat van relieken bewaard werd, waren van oudsher geliefde plaatsen, waarheen zich tal van bedevaartgangers wendde. Om het bezoek der geloovigen in die heiligdommen aanlokkelijk te maken, werden en voortdurend door de Pausen aflaten aan geschonken, die op gezette dagen des jaars verdiend konden worden, en daar er behalve de zeven hoofdkerken in de stad nog zeer vele anderen waren, die almede door het bezit van relieken en door historische of legendarische berichten in het oog der vromen gewijd waren, werden ook aan die heiligdommen met gelijk oogmerk soortgelijke pauselijke gunsten verleend. 2)

Pepijn de korte, Koning der Franken (ao 746-768), stelde de pelgrims, naar Rome in de eerste plaats, vrij van belastingen, zoo als brug-, sluis- en pontgelden en Paus Leo III (a° 795-916) stichtte te hunnen behoeve een gasthuis bij St. Pieter (geene zieken inrichting, zoo als men naar het spraakgebruik van onzen tijd allicht zou meenen, maar wat wij onder eene herberg verstaan). De overlevering wil, dat zich in de dagen van Karel den groote vele Friezen te Rome ophielden en er wordt gesproken van eene peregrinencolonie" te Rome, welke even als die der Saxen, Franken en Longobarden aldaar, eene kerk, eene school en een gasthuis (xenodochium) voor beevaartgangers zal bezeten hebben. 3) Men weet

[ocr errors]

1) N.1. St. Jan van Lateranen, St. Pieter, St. Pauwels, St. Laurens, Onser Vrouwen Majoer, St. Sebastiaen en dat heilighe cruys. Zie verder: Die Figuren van den seven kercken van Romen daer men die stacien hout van den aflaten der Broederscap van der Prekeroerden van Harlem; gheprent ter Gou tot die Collaciebroeders (in de 15° eeuw). Op de Stads- Bibliotheek te Haarlem.

2) Dr. W. Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland vóór de hervorming II, 4, blz. 195.

3) Dr. J. P. Arend, Algemeene Geschiedenis des Vaderlands I, blz. 360, 459.

met zekerheid dat in het jaar 1386 door een leek, genaamd Johan Peter, Dordtenaar van geboorte, te Rome een gasthuis is gesticht voor pelgrims van germaanschen stam, dat S. Maria dell' Anima genoemd werd, op dit oogenblik nog bestaat, in bloei en vrij rijk is. ') Het kwam door verloop van tijd bijna geheel onder duitsch bewind en hoewel, in de ao 1854 herziene statuten ook aan Hollanders gedacht wordt, is het duitsch element er overheerschende. Volgens dat reglement is het gasthuis (dat ook eene kerk bezit) open voor arme duitsche pelgrims; recht tot opname hebben de bewoners der duitsche bondsstaten, vervolgens die van Belgie en Holland. Er is dus eerst in de tweede plaats, en dan nog wel voorwaardelijk, aan de landgenooten van den stichter gedacht. Doch dit zal wel daaraan zijn toe te schrijven, dat Duitschers en Hollanders in den vreemde gewoonlijk als één volk worden beschouwd, dat ten minste tusschen hen geen scherp onderscheid wordt gemaakt. De eenige Nederlander, die op den Stoel van Petrus gezeten heeft, Paus Adriaan van Utrecht, heeft zijn graf gekozen in de kerk S. Maria dell' Anima en rust er thans nog, even als de Kardinaal Willem Van Encke voirt, die van 1529 tot aan zijn dood in 1536, Bisschop van Utrecht geweest is. 2)

Uit al hetgeen hierboven gezegd is heeft men reeds kunnen afleiden, dat er voortdurend te Rome een tamelijk groote toevloed van bedevaartgangers was, maar er kwamen tijden dat zulk eene groote menigte pelgrims zich daarheen begaf, dat zij te nauwernood in de stad, hoe ruim deze ook ware, konden binnenkomen. Dit was voornamelijk het geval in het gulden jaar (Jubilaeum), hetgeen naar men algemeen aanneemt, voor het eerst onder

1) De zoogenaamde Kerk der Duitschers.

2) Kath. Nederl. Brochuren-Vereeniging. Tweede Jaarg. (1869) No II.

Paus Bonifacius VIII in het jaar 1300 gevierd is, om de honderd jaren zou plaats vinden, doch naderhand op elke 50 later op elke 25 jaren vastgesteld werd. Bij die gelegenheid waren te Rome de groote aflaten te verdienen en de eerste maal was de toegevloeide schaar van pelgrims zoo groot, dat men in de straten zich schier niet kon bewegen en er overal een verschrikkelijk gedrang was. Bij al die bezwaren en ontberingen, kon echter de bedevaart voor de toenmalige geslachten niet geheel en al onvruchtbaar zijn. In een tijd, waarin men maar zelden uit reislust of leergierigheid naar den vreemde ging, en de afscheiding, waarin de volken tegenover elkander stonden, veel grooter was dan in onze dagen, werden menschen van alle standen en landaard door haar tot elkander gevoerd; en die van Rome en andere plaatsen, waar het licht dier eeuwen scheen, huiswaarts keerden, konden een schat van nieuwe gedachten en ervaringen, en niet zelden ook boeken en andere nuttige voorwerpen met zich brengen, waardoor de beschaving uit verwijderde streken overgebracht werd, om straks onder de landgenooten gezegende vruchten te dragen. ')

St. Jacob in Galicien (Spanje).

Het lichaam van den apostel Jacobus, zoon van Zebedeus en broeder van den Evangelist Joannes, werd volgens de overlevering omstreeks het jaar 816 in Spanje gevonden, naar luid van andere berichten daarheen overgebracht. St. Jacob, want aldus wordt de heilige onder het volk gewoonlijk genoemd, was bisschop van de christen-gemeente te Jerusalem, en onderging onder Herodes Agrippa in het jaar 44 van onze jaartelling den

1) Moll I, blz. 442.

marteldood. ') Men wil dat hij het christendom in Spanje zou gepredikt hebben en van daar is hij de beschermheilige van het geheele Iberische schiereiland geworden. en gebleven; doch zoo men hem in gansch Spanje vereert, in het bijzonder is dit het geval in de stad Compostella, of liever Santiago de Compostella (beteekenende Sint Jacob de Apostel) de hoofdstad van het oude spaansche koningrijk Galicien, in de provincie Coruna. Reeds ten tijde van Paus Leo III werd daar door Koning Alfonsus, bijgenaamd de kuische, ter eere van St. Jacob eene kerk gesticht, en de tegenwoordige kathedraal, dagteekenende uit de elfde eeuw, bevat een receptaculum waar het lichaam van den Apostel begraven ligt. Reeds sedert de negende eeuw is Compostella de meest beroemde bedevaartplaats van Spanje, en eene pelgrimsreize daarheen werd oudtijds van gelijke waarde gehouden als naar Jerusalem Ook uit Nederland trokken een aantal vrome lieden naar het graf van St. Jacob, onder wie men in de eerste rij vermeld vindt, Sophia, Gravin van Holland, vrouw van Dirk VI, dan de kruisvaarders, die onder Graaf Willem I († 1223) Portugal aandeden, en ook kleine burgers, waarschijnlijk aangetrokken door de verhalen der wonderen, welke te Santiago, geschied waren. ')

1) Handelingen der Apostelen XII. 1-2.

2) Moll 1. c. II, 4, blz. 37. Gretserus 1. c. p. 280, 282. Terwijl dit geschreven wordt, leest men in de Haarlemsche Courant van 31 Juli 1884 het volgende bericht: Verleden Zondag (27 Juli 1884) was men te Santiago (Spanje) op het punt van de jaarlijksche feesten ter eere van den Heiligen Jacobus te besluiten, toen de aartsbisschop een telegram uit Rome ontving, meldende, dat de Heilige Congregatie het vóór vier jaren onder het altaar in de hoofdkerk te Santiago gevonden gebeente als dat van den Apostel, Spanje's beschermheilige, erkend had. Dit gebeente zou in 1100 uit vrees voor de Mooren verborgen zijn geworden. Dientengevolge worden nieuwe, prachtige feesten tot viering van deze gebeurtenis voorbereid.

Nog omstandiger spreekt de Tijd hiervan in zijn nommer van 11 Augustus 1884 De Osservatore romano heeft het latijnsche decreet van de H. Con

« PreviousContinue »