Page images
PDF
EPUB

transsenieren. geld afpersen. trybuyt. schatting. triumpheliken. overheerlijk. triumpheren. zich vroolijk

maken.

troestelike. vertroostend. trosluyden. wapenknechten. trosman, tolk.

trouweliken. getrouw. truytzelmans. tolken. tue. toe.

turyficeert. (praes. van tury. ficeren) bewierookt. tuuch, tuych, getuigenis, verklaring.

tucht. (praes. van tuigen,
getuigen) getuigenis geeft.
twijfelachtig. in twijfel.
vten. uitdooven, blusschen.
valt. ontstaat, komt.
van daen, van dan. (hoogd.
von dannen) van daar.
vant. (imperf. van vinden)
vond.

vast. middelerwijl.
vaste bij. dicht bij.
vasticheyd. zekerheid.
vechtelic. vechtpartij.
veelheit. getal, menigte.

veer. verre.
venkoel. venkel.

verblien. (subst.) verblijden. verbroect, verbruect. verbeurd. verburghen. (part. perf. van verbergen) begraven, besloten, verborgen.

verclarincks, verklaring, openbaring.

verclarincks doen. verklaring geven.

vercloecken. (subst.) stoutmoedigheid. verde, verre.

verde het syenste. verreweg het beste. (eigenlijk het best gezien.)

verderffenisse.

ondergang.

verwoesting,

verdinckde. (part. perf. van verdingen) bedongen. verdoen. beschikking. verdrach. verwijl.

verduchtende. (part. praes. van duchten) vreezende. verdurret. (part. perf. van verdorren) verdord.

verduvelt. door den duivel bezeten.

vergaederinge. samentrekking, vereeniging.

verghadert. bij-een stonden. verghaen. (praes.) vervallen. verheven. (part. van verheffen. fr. rehaussé) bekleed. ver hoecht. verheugd. verholentheit. verborgenheid. verhoorden. (imperf.) verna

[blocks in formation]

vernogen. (infin.) vergenoegen. (pacificare).

vernufte. verstandige, scherpzinnige.

verpoesen. (infin.) verpoozen, rust nemen (voor zekeren tijd). verrue. verf. verruwe. kleur.

verscheyden. (part. perf. van scheiden) gescheiden. verscheyden. afgelegen, verwijderd, afkeerig. versygeren. zich voorstellen, bedenken.

versikel. (lat. versus, dimin. versiculum) klein vers. versmoord. (part. perf. van versmoren) vermoord. versoch. bezoek, toeloop. versochten. (imperf. van verzoeken) bezochten. versoken, versocht, bezoeken, bezocht.

versokinghe. bezoek, versaemt. (part. perf. van verzamelen) vereenigd, vergaderd. verstandele. (schippers) die hun werk verstaan. verstandelen. scherpzinnige mannen, helder van hoofd. verstant. begrip.

verstant (wt haer), zinneloos. versteken. verstoken. verstonden. (imperf. van verstaan) gewaar werden. verstont. (imperf. van verstaan) vernam. verstoort. (part. perf. van verstoren) in aanzien heeft doen dalen.

vertoven. (verb.) verwijlen talmen.

vertoven. (subst.) oponthoud. vertreck. verwijl.

vertrecken, verhalen, vertellen. vervaren. schrik aanjagen. vervoirdert. (part. perf. van vervorderen) zich verstout heeft.

vervollich. overlast, vervolg. verwandelt. (hoogd. verwandeln; part. perf.) veranderd. verwaren. bewaren. verweckt. (part. perf. van verwekken) opgewekt. verwilkoren. door gelofte verbinden.

verzouten. overzouten. vespereyen. na den noen. veteren. (eng. fetter) ketenen, boeien.

veylighen. veilig houden. vichtpoorte. eene poort te Jerusalem.

vieschen. wisschen, tienen, lage wilgeboomen. vyeraeert. (eigenlijk: vijeriser) eene gewone munt in onze provincien in het laatst der 15 en begin der 16° eeuw, waarde een stuiver; dubbele vuurijzers waren ook in omloop en golden twee stuivers. vyleynicheits. (gen. partitiv.; fr. vilanie) laaghartigheid. vynden. vinden.

vytaelgie. (victualie) teerkost. virtuyt, virtute. (fr. vertu) kracht.

visenteren, bezoeken, vereeren. visenteringhe. bezoek.

verstouten. stouter maken, vleyschelickheiden. dartel ver

ophitsen.

maak.

[blocks in formation]

zich bij.

voecht. (praes. van voegen) veroorlooft.

voel. veel, veelvuldig. voel al, veel al. voerburcht. voorburcht. voeren (te). overlaten aan. voerghaen. (part. perf. van vergaan) vergaan. voer heen. nader. voer hem te sien. uit te zien. voermaels (her). in vroeger tijden. voersaghen. (imperf. van voorzien) zorg voor droegen. voer sich syen. op zijne hoede

[blocks in formation]

vorderden. (imperf. van vorderen voortgaan) gingen voort met.

vorderen. volbrengen.

vorsch. versch.

vreemdeliken (alte). zeer zonderling.

vredelick. rustig.

vreseloos. niets ontziende.

vrijden. bevrijden.

vryen. vrij houden. vrij hoff. open hof. vroechde. vreugde.

vrome (vroom). dapper, manhaftig.

vromeliken. dapper, manhaftig. vromen. (lat. firmare) versterken. vrooch. vroegtijdig.

vueren. (imperf. van varen)
vaarden.

vuerichlik. hartstochtelijk.
vuerighe. voorgenoemde.
vuet (te). te voet.
vul. vol.

vulven. (lat. vulpes) vossen.
vutganc. einde, slot.
vuyl. (fr. vilain) laaghartig.
waeckt. (praes.) bewaakt.
waen (van). van waar.
waerlike (luyden). wereldsche
lieden, leeken.

waert sake. mocht het zijn. wambays. wambuis. wanderen. zwerven, trekken, (ook wel wandelen). wane. (praes. van wanen) ik stel mij voor.

wanen. meenen.

wannen. zuiveren. want. dewijl dat. want, wand.

wapene (in). met gewapende, weerbare mannen.

Bijdragen Gesch. Bisd, v. Haarlem XIe Deel.

26

warden. worden.

wateren. (infin.) aanlengen. waterkijn. (dimin. van water) watertje.

wech leyde. uit de waereld. maakte.

weder. hetzij. wedersegghen. tegenspraak. wedspel. weddingschap. weer doende (alle die). alle moeite doende.

weer sijn (in die). overeenkomst sluiten. wel. tamelijk.

welghecyerde. fraai versierde. wellustigh. weelderig. werachtigh. weerbaar. werderen, waardeeren. weren (sich). van zich afweren, zich verontschuldigen. werkende. (part. praes. van werken) doende, verrichtende. wermoeshoff. warmoezierstuin.

werven. verwerven.

wes. hetgeen.

wete. aankondiging, bericht. wetenheit. kennis.

wichteren. lieden, luidjes. wye. wie.

wyget. wie het.

wyesch, wisschen, tienen, lage wilgeboomen.

wyesch. (imperf. van wasschen) waschte. wil. eisch.

wilden, voornemens waren te

[blocks in formation]
[blocks in formation]

VERKLARING DER PLAATSNAMEN.

[blocks in formation]

Baffa. Bafa, stad op de west-
kust van Cyprus.
Bassant. Bassano a/d Brenta
(Italie).

Berghen. Bergen opzoom.
Berloe. Borchloen of Looz-le-
Château ten Z. van Hasselt,
voorheen de hoofdstad van
het aeloude graafschap Loon.
Bethanien. Bethania, oost-
waarts van Jerusalem.
Binghe. Bingen.
Boemel. Bommel.
Bretten, een plaatsje oost-
waarts van Carlsruhe.
Bruyzel in Zwaven. Bruchsal.
Bubbert. Boppard.
Calabere. Calabrie.
Calders. Caltern (Tyrol).
Camisia. Een der Dalmatische

eilanden.

Candien. Candia.

Carantana Mons. Berg van dien naam, gelegen aan den heerweg van Jerusalem over Jericho naar de Jordaan. Carmel (berg). Carmel, westwaarts van het meer van Galilaea.

Carpenego. Carpanedo, oostwaarts van Valstagno. Castelfranco. Stadje zuidoost van Bassano.

Centapolis. Oude naam voor Candia. (Land der honderd steden).

Cerigo (Cyrigo) minor. Het eilandje Cerigott oten zuiden van Cerigo.

Cluyse (Die eerste). Slot Ehrenberg, sinds 1800 bouwval. Colen. Keulen. Constantinopolen. Constantinopel.

Corphon. Corfu (eiland).
Covelens. Coblenz.
Creta. Candia,

Croft Mons. Berg op Cyprus; waarschijnlijk de Olym

[blocks in formation]

Canstat. Canstatt a/d Neckar Eenzedel, Eenzeel, Eesentel.

(Würtemberg).

Einsiedeln (Zwitserland).

« PreviousContinue »